Een lieve klap voor je kop


De tekst achterop de omslag:
In elk mensenleven komen heftige gebeurtenissen voor: fijne – zoals een wederzijdse verliefdheid of de geboorte van een kind – en pijnlijke, zoals het einde van een relatie, een burn-out, een ziekte of de naderende dood. Meestal verstoren deze gebeurtenissen onze innerlijke rust (als we die al hadden) en belemmeren ze onze spirituele ontwikkeling (als we daar al mee bezig waren). Jan Geurtz laat zien dat ingrijpende gebeurtenissen ook benut kunnen worden voor een versnelde groei van spiritueel bewustzijn. Je kunt ze leren herkennen als ‘een lieve klap voor je kop’ die je doet beseffen wie en wat je werkelijk bent, achter je aangeleerde zelfbeeld, je ego. Dit leidt uiteindelijk tot de realisatie dat ons lijden in werkelijkheid niet-herkende liefde is die wacht om toegelaten te worden.
Op openhartige en humorvolle wijze deelt Jan Geurtz zijn eigen ervaringen, zowel de mooie als de pijnlijke, in korte contemplatieve teksten.
ISBN:9789026361173
Uitgever Ambo/Anthos
Inhoudsopgave:
De bijzondere relatie tussen verliefdheid en ‘goddelijke’ liefde 9
Wetenschappelijke spiritualiteit, wat is dat? 13
Wat heeft liefde ermee te maken? 16
Contemplatie en meditatie 19
1 Verliefdheid als spirituele beoefening 27
2 Ego en identificatie 61
3 Ervaringen op het spirituele pad 95
4 De non-duale essentie: goddelijke liefde 119
5 Over ouderdom en naderende dood 153
6 Over liefde en lijden 177
7 Over taal en denken 201
8 De illusoire werkelijkheid 223
Niets hoeven te bereiken is wat je bereikt 245
Nawoord 249
Gedichtenindex 251
appendix Andere boeken van Jan Geurtz 257
Hoofdstuk 1
De bijzondere relatie tussen verliefdheid en ‘goddelijke’ liefde
Tijdens de zomer van 2021 werd ik weer eens stapelverliefd. En het was wederzijds! Deze vrouw had dezelfde spirituele overtuiging over liefde en relaties als ik: we besloten dat we elkaar volledig vrij zouden laten, en daardoor de liefde zo puur mogelijk te genieten en zo min mogelijk mee te gaan met ego’s neiging tot vasthouden en veiligstellen. Hierdoor, en ook dankzij mijn ervaring in Dzogchen gewaarzijnbeoefening, ervoer ik voor het eerst in mijn leven de bijzondere relatie tussen enerzijds persoonlijke verliefdheid, en anderzijds de liefde die inherent is aan de natuurlijke staat van Zijn, wat ook wel de ‘goddelijke’ of ‘bovenpersoonlijke’ liefde genoemd wordt.
Het uitgangspunt in Dzogchen (de non-duale traditie in het Tibetaans boeddhisme) is dat wie we denken dat we zijn – ons aangeleerde zelfbeeld – niet is wie we werkelijk zijn. Dit aangeleerde zelfbeeld, doorgaans het ego genoemd, is niets meer dan een psychische constructie, een schijnzelf. Wat we werkelijk zijn is het gewaarzijn van alles: dat wat gedachten, gevoelens en percepties kan ervaren. Doorgaans is dit gewaarzijn zich niet bewust van zichzelf en heeft het zich volledig geïdentificeerd met de gedachten en gevoelens van het ego. Dzogchen is een methode om je identificatie met het ego los te laten en het gewaarzijn te herkennen als je werkelijke zelf.
Die neiging van gewaarzijn om zich te identificeren met ego’s aangeleerde reflexen is het sterkst bij heftige emoties. We verliezen ons dan volledig in ego’s stroom van gedachten die gevoed wordt door hoop op geluk en angst voor lijden. Vaak gebeurt dit bij de meest pijnlijke gebeurtenissen, zoals een relatiecrisis, ziekte, eenzaamheid of naderende dood. Maar ook bij heel prettige gebeurtenissen, met name bij verliefdheid, zie je dit verschijnsel: doorgaans zal het gewaarzijn, ook als het al enigszins bewust is, zichzelf toch meteen vergeten en volledig samensmelten met de euforie van de wederzijdse verliefdheid.(*Voettekst: meer hierover in “Verslaafd aan liefde”).
Zo ook bij mij. Hoewel het gewaarzijn al in mij ontwaakt was, bleek het bij vorige verliefdheden nog niet bestand tegen de heftigheid van de emoties. Op rustige momenten herkende ik mezelf wel als gewaarzijn, maar tijdens buien van heftige verliefdheid bleek ik telkens weer volledig meegezogen te worden in de stroom van drukke gedachten en de identificatie met het euforische of verlatingsangstige ego.
Deze keer ervoer ik voor het eerst dat gewaarzijn zichzelf niet meer volledig kwijtraakte tijdens de euforische buien van verliefdheid, en ook niet bij de pijnlijke buien van gemis en verlatingsangst. Er gebeurde precies het omgekeerde: in plaats van dat gewaarzijn zichzelf verloor in de verliefdheid, ging de verliefdheid als voeding fungeren voor gewaarzijn. Om dit uit te leggen wordt in Dzogchen de volgende beeldspraak gebruikt.
Gewaarzijn wordt vergeleken met een houtvuurtje, de heftige pijnlijke of fijne emoties worden vergeleken met de wind. Doorgaans als mensen geen of weinig ervaring hebben met gewaarzijnbeoefening, is het maar een zwak brandend vuurtje, en zal zo’n heftige wind als verliefdheid het vuurtje meteen uitblazen: je bent dan volledig geïdentificeerd met je verliefdheid. Maar als gewaarzijn door langdurige beoefening een stabiel brandend vuur is geworden, dan zal een stevige wind het vuur niet uitblazen maar juist harder laten branden. De energie van de verliefdheid voedt nu het gewaarzijn, dat hierdoor steeds helderder en liefdevoller wordt, tot soms een extatische staat ervaren wordt waarin twee afgescheiden ego’s tijdelijk volledig oplossen. Dan wordt ook steeds duidelijker ervaren dat liefde niet zozeer een individueel gevoel is in de ene persoon voor de andere, maar dat beide personen een uitingsvorm zijn, een soort doorgeefluik van die inherente alomtegenwoordige liefde.
Bij de juiste combinatie van twee ego’s ontstaat de bijzondere situatie waarin die ego’s elkaar beschouwen als ‘de allermooiste-liefste-leukste’ en zo de bevrediging vormen van een diep verlangen. Daardoor kan de ego-verkramping zich tijdelijk ontspannen en ervaren we eventjes de altijd aanwezige inherente staat van liefde.
Maar meestal herkennen mensen deze liefde niet als hun eigen inherente staat van Zijn, waardoor het lijkt of het de ander is die jou deze liefde geeft. Dus willen we bijna altijd dat heerlijke gevoel vasthouden, en de angst om de ander weer kwijt te raken toedekken. Deze verlatingsangst is eigenlijk dezelfde inherente liefde, maar dan in een beknelde vorm omdat we het willen vasthouden. Maar ook hiervoor geldt: als je in staat bent om die angst met oordeelvrij liefdevol gewaarzijn toe te laten, te mogen voelen, dan lost ook die op in de liefde waarmee ze is omhelsd.
Het is dus niet zo dat de gebruikelijke ego-reflexen van liefde willen vasthouden en angst voor verlies zich niet meer voordoen als zelfgewaarzijn voldoende stabiel is. Het is de identificatie met deze ego-reflexen die vermindert en uiteindelijk oplost in de realisatie dat het ego slechts een aangeleerde mentale constructie is: je bent dat niet, het is veeleer de rol die je speelt in de wereld. Die ego-reflexen kunnen dan ervaren worden zonder erin bekneld te raken, waarna ze oplossen in het gewaarzijn ervan.
Zo kan spirituele contemplatie op verliefdheid, en ook op elke andere wereldse verschijningsvorm van liefde, een toegang openen naar realisatie van de allesomvattende inherente liefde, de non-duale staat van Zijn. Deze spirituele contemplatie is een heel bijzondere methode om theoretische opvattingen te transformeren in een werkelijke ervaring. Dankzij deze contemplaties blijft spiritualiteit niet steken in een religieuze overtuiging of egocentrisch ‘wishful thinking’. Om die reden noem ik deze methode ook wel de ‘wetenschappelijke spiritualiteit’, om ze te onderscheiden van wat vaak enigszins denigrerend zweverige spiritualiteit genoemd wordt, en die ik liever omschrijf als de ‘verhalende spiritualiteit’. In de volgende hoofstukken ga ik hier dieper op in.
Enkele contemplaties uit het boek:
Wat een liefde zijn wij!
Pas als verliefdheid volledig gevoeld mag worden
zonder hoop op altijd, zonder vrees voor nooit meer,
vrij van enige bedoeling ermee,
dan toont het al zijn vertederende aspecten:
het angstige jongetje dat zich in jouw veilige armen vlijt,
de stoere man die jou hartstochtelijk wil beminnen,
de oneindig zorgzame vader die je voor al het lijden wil behoeden,
de spirituele kameraad die al je gedachten wil weten
en al je gevoelens zonder oordeel omhelst.
Als in die onmetelijk gewaarzijnde ruimte
alle mannen in mij met liefde aanvaard worden,
dan worden ook alle vrouwen in jou met vreugde verwelkomd:
jij, de tedere schoonheid, liefdevolle moeder, warme vriendin,
onstuimige vrijster, kwetsbare beschermeling,
de vrije vrouw van de wereld,
de schuchtere godin, onwennig in het aardse,
alles in jou wordt bemind door alles in mij;
dat wat waarneemt is net zo puur en liefdevol
als dat wat waargenomen wordt,
jij in mij, ik in jou.
Wat een liefde zijn wij!
De zoekrichting omdraaien
Als alle mensen zonder uitzondering
altijd op zoek zijn naar geluk en liefde
in alles wat ze doen of laten,
dan zou je op het idee kunnen komen,
en is het misschien zelfs werkelijk waar,
dat geluk en liefde
onze meest fundamentele natuur zijn,
waar we alleen maar van vervreemd zijn
door het geloof dat we iets
of iemand buiten onszelf nodig hebben
om geluk en liefde te ervaren.
Om te weten of dit werkelijk waar is
hoeven we alleen maar
de zoekrichting om te draaien.
Wie is die zoeker naar liefde?
Wie of wat verlangt naar geluk?
Wie of wat ben ik werkelijk?
Blijf kijken, geef niet op;
de werkelijkheid wijst zich vanzelf.
Natuurwet
Alles wat mij altijd ontriefde
deed dat door mijn eigen verzet;
zodra dit wordt herkend met liefde
onthult zich deze natuurwet:
lijden verdwijnt
als liefde verschijnt
voor het lijden en de lijder.
Dan wordt zichtbaar
dat het lijden de lijder creëert,
en de lijder tevens het lijden,
waarna beide oplossen
als een droom bij het ontwaken.